
‘Mick,’ hoorde ik een zware stem in de microfoon zeggen, ‘gaat een liedje voor Sinterklaas zingen’. Even wat licht gehijg door de luidspreker en toen zette Mick zijn liedje in. Sinterklaas Kapoentje. Zo’n honderd kinderstemmetjes deden met Mick mee. Naast mij stonden middelbare scholieren tegen betaling de geleende boeken weer terug te zetten op alfabetische volgorde. ‘Godver,’ zuchtte een pukkelig mannetje, ‘hier kan ik niet tegen.’
Het (eveneens pukkelige) meisje naast hem begon gelijk ongecontroleerd te giechelen alsof het mannetje zojuist een ontzettend komische opmerking had gemaakt. In haar ogen had hij dat waarschijnlijk ook, besefte ik.
‘Ja, godver, ja. Gelukkig is het een kort lied, shit ja, zeg,’ kraaide ze als antwoord. Een ander meisje die bij de J de boeken aan het sorteren was liet ook wat van zich horen.
‘Ik kan het niet geloven, die kinderen worden zó belazerd. Dat ze dat nog doen hier, die hele sintshit.’ En ik kon zweren dat ik haar iets daarvoor nog had zien playbacken met Sinterklaas Kapoentje terwijl ze de boeken in de schappen deed. De jongen ging ongestoord door met een uiteenzetting over de Grote Belazering die de kinderen werd aangedaan. Bij elke met moeite afgemaakte zin keken de meisjes vol bewondering naar zijn bepuiste gelaat en daarna betekenisvol naar elkaar. De jongen nam goed gebruik van de aan hem toebedeelde aandacht en ging glorieus verder met zijn argumenten. Ik had genoeg van beide voorstellingen (het Midden-Hollands GiechelToneel op de begane grond en Tanja in de kelder met Oh-Kom-Er-Eens-Kijken), pakte Khaled Hosseini bij de H vandaan, trok het boek door de computer en ging naar buiten. Het was half vijf in de middag en verrassend warm voor die tijd van het jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten