And The Rabbi Is Teaching Little Children The Alef Bet

In Harderwijk staat op maandag altijd een Indiaas eetkarretje op het parkeerterrein van het winkelcentrum. Om daarbij in de buurt te komen kan al gevaarlijk genoemd worden. Om daarbij in de buurt te komen met door honger verzwakte benen en een flauwe maag, oeh, dan waan je je een haai in de donkerste dieptes van de oceaan die een geurfragment oppikt van een oppervlakteprooi. De geur die dat eetkarretje omringd is als een warme omhelzing van een moeder die je langzaam in haar armen trekt als... Oh. Sorry. Ik had vanmiddag trek, dat is duidelijk. En dat karretje stond er.

Als ik nader staat er al een vrouw met de Indiase man te praten. Wat me logischerwijs gelijk opvalt is dat ze excessief dik is. Zo dik dat ik schrik als ze me aankijkt en ik zie hoe al haar gezichtsbepalende kenmerken zijn verdwenen in een golvend landschap van opgeblazen huid. Ze is in het zwart gekleed, heeft roodgeverfde haren en hijst aan haar sigaret alsof het een luchtpijpje is en zij een meter onder water ligt.

"Goedenavond," roept de Indiër, "jou heb ik al een poosje niet gezien!" Ik knik hem vriendelijk toe en zeg: "Tja. Het kan niet altijd feest zijn, he?" De Indiër - ook niet bepaald slank - draait zich om in zijn karretje en knipoogt me ouwejongenskrentenbroderig toe. "Ik heb je ouders gesproken," vertrouwt hij me toe. "Ik heb zoiets vernomen," glimlach ik. "Ze zeiden; onze zoon komt hier altijd en toen zei ik: er komen hier zoveel zonen. En toen zeiden zij; hij neemt hier altijd iets met spinazie en kaas. Nou! Toen wist ik wel over wie ze het hadden!" De Indiër lacht en schudt. Het karretje schudt gemoedelijk mee, evenals de blikjes frisdrank in het koelrek.

"Maar vanavond geen saag paneer," zeg ik, "ik heb gisteren al spinazie gegeten. Doe me maar de paneer met erwtjes." De Indiër begint gelijk te scheppen en te roerbakken. De geur is overweldigend. "Hoe heb je gisteren de spinazie klaargemaakt," vraagt hij, "op de Hollandse manier?" "Niet echt," antwoord ik, "ik heb het gewokt met een gebakken ei."

"Oh. Dat is hartstikke Hollands hoor," zegt de dikke vrouw die al bij de Indiër stond. De sigaret tussen haar vingers is niet veel meer dan een millimeter as op een verlippenstift filtertje. "Dat valt wel mee," zeg ik. "Ik wok het vaak met sojasaus en een gebakken ei." "Gatver," roept de vrouw tot mijn verbazing en heel even denk ik onaardig je ziet er anders niet uit alsof je snel nee zou zeggen tegen wokspinazie met gebakken ei. Dan zegt ze; "Je kan toch het beste bij je moeder eten. Doe ik zeker vijf keer per week. Lekker goedkoop en heel goed eten."

"Tja," antwoord ik, "dat klinkt als een goede deal." De vrouw zegt; "Mijn moeder is een Jodin. Die kunnen heerlijk koken. Koosie koosie. Als ik mijn moeder bezoek heeft ze altijd eten klaarstaan. Voor iedereen trouwens. Soms zitten er heel veel mensen bij haar thuis. Iedereen kan langsrijden." Ik kijk verheugd naar de Indiër. "Nou," zeg ik, "dan ga ik er binnenkort maar eens even langs." De dikke vrouw kijkt serieus. "Maar denk eraan, ze is een Jodin. Geen varkensvlees." "Net als de moslims," zeg ik. De vrouw buigt zich naar me toe. "Een Jood is geen moslim hoor," zegt ze, maar niet onvriendelijk. "Oh," mompel ik terug, beleefd onwetendheid veinzend. "Ze kan ook mooi zingen," gaat ze verder. "Joodse slaapliedjes. Of schoolliedjes. Die zingt ze nog steeds voor mij."

Dan is het eten klaar en de Indiër overhandigt haar een witte plastic tas met daarin een aantal kleine zakjes. Dat zijn snacks, denk ik. Van die venijnige, Indiase frituurbommen. Verderop zie ik hoe ze een nieuwe sigaret opsteekt en met haar witte tasje heen en weer gaat zoals een katholieke misdienaar met het wierookvat zwaait. Ze groet iemand en die groet terug. Niet heel enthousiast, valt me op.

Als ik weer in Apeldoorn ben weet ik niet hoe snel ik de folie van de bakjes af moet rukken om bij de geurige rijst en paneer te komen. Een autorit van vijfentwintig minuten in een hevig currykruidenboeket heeft ook niet meegeholpen.

Inmiddels is de maaltijd allang opgegeten en heb ik er alweer twee mokken koffie overheen geschept. Maar, en ik weet niet waarom dit is blijven plakken, ik heb de hele tijd voor ogen hoe ergens in Harderwijk een oude Jodin voor haar volwassen, veel te dikke dochter slaapliedjes zit te zingen.


"Az ir vet, kinderlekh, elter vern,
Vet ir aleyn farshteyn,
Vifil in di oysyes lign trern
Un vifil geveyn."

5 opmerkingen:

  1. Kipdelek19:41

    Wat is dat toch met jou en dikke mensen?

    Maar dat liedje is mooi, al is de vertaling wat triestig.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Eens kijken of ik alweer durf te reageren.
    typ, typ....
    ja het gaat.

    "Oh," mompel ik terug, beleefd onwetendheid veinzend.
    Vond ik leuk.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Wat dat is, Kip?
    Vrij weinig, believe me.

    Ik op mijn beurt, Novy,
    vind jouw "typ, typ"
    weer aandoenlijk.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Kipdelek23:25

    Ja. Zoiets dacht ik al tussen de regels door te lezen ;)

    BeantwoordenVerwijderen
  5. vet..kinderlekh
    Dat verklaart een hoop.

    Ja. Leuk stukje, Frank.
    Ik krijg er honger van.

    BeantwoordenVerwijderen