Alles Moet Weg

"Wat denk je dat ze gaan doen met de spullen die niet verkocht zijn?" hoor ik achter me zeggen als ik met een schoonmaakmiddel en een doek de spinnen uit mijn buitenspiegels probeer te krijgen. Ja, uít mijn spiegels. Want daar zitten ze en iedere morgen als ik naar mijn werk ga moet ik mezelf eerst door een kogelvrij vest van spinnenweb klauwen voordat ik achter het stuur kan gaan zitten. En ik heb de auto net gewassen en dus moeten de spinnen moven.

Ik draai me om en zie daar het magere oude vrouwtje staan dat al acht jaar schuin tegenover mij woont en met wie ik nog nooit één woord heb gesproken. Ze heeft een dun rood vestje aan dat veel te groot voor haar is (geworden?) en ze ziet eruit alsof ze langzaam weg krimpt in het rode kledingstuk tot er niets meer van haar over is dan het grijze toefje dat op haar schedel lijkt geplakt.

"Wat zegt u?" vraag ik. "Wat denk je dat ze gaan doen met de spullen die niet verkocht zijn?" herhaalt ze en wijst naar het terrein van De Goede Herder Kerk waar een groep mannen de restanten van de jaarlijkse rommelmarkt in een container werpen. "Ehm," zeg ik, "wegbrengen naar de vuilstort, denk ik." "Ze hebben negenduizend euro verdiend," lacht de vrouw me toe. Ik draai me helemaal naar de vrouw om en probeer haar aan te kijken, maar de zon valt net over de daken in mijn ogen en dus zie ik alleen haar rode vest aan de overkant van de straat staan.

"Pardon, wat zei u?" "Ze hebben negenduizend euro verdiend met de opbrengst van de rommelmarkt," zegt de vrouw blij. Prijs de heer, denk ik en zeg: "Zo. Dat is een mooi bedrag. Wat gaan ze ermee doen?"
"Is je auto stuk?" vraagt ze en wijst naar de Jeep. "Nee hoor," antwoord ik, "ik ben de auto aan het schoonmaken." De vrouw kijkt me aan. "Jij werkt toch met computers?" vraagt ze. Ook al heb ik de vrouw nooit gesproken, ik weet wel dat ze erg nieuwsgierig is. Tenslotte zit ze al een jaar of acht achter haar vensterbankbloemen naar me te kijken. "Computers? Nee, daar werk ik niet mee," zeg ik. "Maar je hebt zo'n grote auto!" lacht ze, al kan ik het verband niet zien. Mensen met grote auto's werken met computers, zo vertelt de bijbel ons. "Is het dan een auto van de zaak?" vraagt ze. Dit besje wil overduidelijk weten wat ik voor werk doe, denk ik en antwoord: "Nee, mevrouw. Het is míjn auto."

Dan zegt ze opeens: "Mijn kleinzoon is 32 jaar en woont aan de Henri Dunantlaan. Hij heeft daar een huisje gekocht en verderop een auto, maar ik zie liever dat hij een vriendin heeft." Even sta ik met mijn mond vol tanden. Dan zeg ik: "Tegenwoordig hebben we niet meer zo'n haast, mevrouw." Ze kijkt me serieus aan. Er steekt een windje op en haar rode vest roert zich langs haar magere lichaam, zoals een dikke, tevreden kat zijn spieren soms laat rollen als hij in een zonnige vensterbank ligt. De zon is bijna achter de daken verdwenen.

"Ik heb nog nooit met jou gepraat," zegt ze. "Vreemd. Eigenlijk. Maar ik vind het wel leuk." Ik loop weer richting mijn woning. "Dan moeten we het nog maar eens een keertje doen," antwoord ik en de oude vrouw lacht. Ik zie nog net een spin uit de kast van mijn buitenspiegel vallen. Hij trekt een aantal keren samen op de grond en blijft dan liggen.

1 opmerking:

  1. Haha, computers en grote auto's.
    Interessante theorie.

    Fijn verhaaltje.


    HEE!
    GEFELICITEERD HÈ!

    BeantwoordenVerwijderen